
77
Verklaring van de effectparameters
Deel 4.
Fuzz 1: Zorgt voor een vol Fuzz-geluid (een soort vervor-
ming die in de jaren ‘70 erg in trek was). Hier worden vooral
de lage en middentonen benadrukt.
Fuzz 2: Een tweede Fuzz-geluid dat veel bijtender is omdat
vooral de hoge tonen worden benadrukt.
Drive
Hiermee bepaalt u de hoeveelheid vervorming. Hoe groter
deze waarde, hoe zwaarder het geluid vervormt.
Bass
Hiermee kunt u de lage tonen van het vervormde geluid
regelen om precies de gewenste “sound” te bereiken.
Treble
Hiermee kunt u de hoge tonen van het vervormde geluid
ophalen of afzwakken.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van de vervorming.
DIR Level
Hiermee regelt u het volume van het originele signaal wan-
neer het Distortion-effect ingeschakeld is.
Enhancer
Een Enhancer voegt een kopie van bepaalde frequenties, die
bovendien uit fase staan, toe aan het binnenkomende signaal
en zorgt op die manier voor een betere definitie. Dit wekt de
indrukt dat u het volume van het signaal verhoogt, terwijl
dat helemaal niet het geval is.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Enhancer-effect in of uit.
Detect
Deze parameter vindt u enkel in het “Stereo Multi”- en “10
Graphic EQ”-algoritme. Hiermee kiest u het signaal dat de
werking van de Enhancer stuurt.
L, R, Link: Zie blz. 74.
Sens
Hiermee bepaalt u hoe sterk de Enhancer het gekozen sig-
naal bewerkt.
Frequency
Slaat op de laagste frequentie van het inkomende signaal die
door de Enhancer wordt bewerkt.
Mix Level
Hiermee regelt u het volume van het uit-fase signaal (vanaf
de “Frequency”-waarde) dat aan het originele signaal wordt
toegevoegd.
LoMIX LEVEL
Hiermee stelt u het volume van de lage frequenties van het
uit-fase signaal in.
Level
Hiermee regelt u het volume van het Enhancer-effect.
Feedbacker
Met dit effect kunt u de voor een zwaar overstuurde gitaar
typische terugkoppeling simuleren. Dat verklaart meteen
waarom dit effect enkel voor het “Guitar Multi 2”-algoritme
beschikbaar is (zet SFX “SELECT” op to “FB”).
• Zie ook “Over het SFX-blok” op blz. 40.
Dit effect werkt alleen naar behoren bij enkelvoudige noten
(dus niet voor akkoorden). Bovendien mag u het pas inscha-
kelen, wanneer de noot zich stabiliseert. Zodra u het effect
uitschakelt, verdwijnt de terugkoppeling weer. Voor het in-
en uitschakelen gebruikt u het best een voetschakelaar die u
op CTL 1,2 aansluit.
Mode
Kies hier het procédé voor het voortbrengen van de terug-
koppeling:
OSC (oscillator): De VF-1 poogt met eigen middelen een
overtuigende terugkoppeling neer te zetten.
Boost: De frequentie, die moet beginnen rondzingen, wordt
zodanig versterkt dat er een Feedback-effect ontstaat.
• Aangezien “Boost” de terugkoppeling enkel in de hand werkt,
moet u het volume van de gitaarversterker hard genoeg zetten
om te zorgen dat het geluid ook daadwerkelijk begint rond te
zingen. Anders werkt het effect namelijkniet.
Rise Time
Hiermee kiest u hoe snel de terugkoppeling haar maximale
volume bereikt eens u ze hebt gestart.
<Als u “OSC (oscillator)” kiest>
Rise Time
Hiermee bepaalt u de snelheid waarmee het effect een toon
voortbrengt die één octaaf boven de gespeelde noot ligt.
Deze waarde gaat in op het moment dat u het effect inscha-
kelt.
F.B Level
Hiermee regelt u het volume van het Feedback-geluid.
F.B Level
Hiermee regelt u het volume van het Feeback geluid dat één
octaaf boven de noot liegt.
VIB Rate
Hiermee bepaalt u de snelheid van de vibrato die de terug-
koppeling moduleert.
VIB Depth
Hiermee bepaalt u de mate waarin het Feedback-geluid van
vibrato wordt voorzien (de “vibratodiepte”).
<Als u “BOOST” kiest>
F.B Depth
Hiermee bepaalt u de mate waarin de feedback-frequentie
wordt opgehaald.
Komentáře k této Příručce